het commando Rij

meer dan een rij getallen

Bij het commando Rij(Uitdrukking, Variabele, Startwaarde, Eindwaarde ) denk je meteen aan een rij getallen, maar de parameter Uitdrukking kan om het even welk object zijn. Hieronder zie je enkele voorbeelden:

punten en lijnstukken

  • Met Rij((n, 0), n, -4, 4) creëer je een rij punten op de x-as met x-waarden van -4 tot 4.
  • Met Rij((n, f(n)), n, -4, 4) creëer je een rij punten op de grafiek van f met x-waarden van -4 tot 4.
  • Met Rij(Lijnstuk(l1(n), l2(n), n, 1, Lengte(l1)) creëer je een rij lijnstukken die de punten van l1 en l2 met gelijke x-waarden met elkaar verbinden.

punten op een goniometrische cirkel

  • Met A =(1, 0) en Cirkel (O, A) creëer je een goniometrische cirkel.
  • Met Rij(Roteer(A, n*10°), n, 1, 36) creëer je een rij l1 met punten op de goniometrische cirkel als de beeldpunten van hoeken met een veelvoud van 10°.
  • P = Punt(l1) creëert een punt dat je kunt verslepen op de goniometrische cirkel zo dat het steeds een beeldpunt is van een hoek die een veelvoud is van 10°.
Analoog kan je een rij met de hoekpunten van een regelmatige n-hoek creëren. Bijvoorbeeld: Voor een regelmatige 7-hoek krijg je Rij(Roteer(A, n*360°/7), n, 1, 7).